top of page
IMG_20180810_144436.jpg

Pragmatische aspecten van de menselijke communicatie

Hora: “Om zichzelf te begrijpen dient een mens door een ander begrepen te worden. Om door de ander begrepen te worden, dient hij die ander te  begrijpen.”

  • Ton Stroucken 2020


Alleen die titel al: “Pragmatics in human communications” of de Nederlandse vertaling intrigeerde me toen ik het boek in 1976 aanschafte. Het was jarenlang “het studieboek met de meest onaantrekkelijke titel”, maar het bleef ook (voor mij) een belangrijk basisboek in de hulpverlening. Menselijk gedrag en specifiek afwijkingen bij jongeren, waren reden om kennis over communicatie en interactie me toe te eigenen. Immers veel van het gedrag in de specialistische behandelgroep van de Widdonck begrepen wij niet (en nu nog steeds niet overigens) en vooral niet hoe ermee om te gaan.  fladderhanden voor de ogen, alleen maar Suske en Wiske taal reproduceren, wel kunnen maar niet willen praten, alleen bloemen eten of onder de grond willen slapen. En meestal en vooral geen gewoon contact.
In dit boek gaf een groep wetenschappers (waarvan Paul Watzlawick de bekendste werd) een theoretisch kader en daarmee de aanzet tot de communicatie- en systeemtheorie, die inmiddels gemeengoed zijn in de praktijk van behandeling.
Maar na de eerste 50 bladzijden was ik om, gegrepen door axioma’s als: alle gedrag is communicatie uitgewisseld in interactie; berichten dienen ontvangen te worden; mensen communiceren in patronen;  communicatie heeft een inhouds- en betrekkingsniveau (toen al analoog en digitaal genoemd); en natuurlijk de bekendste: “je kunt niet niet communiceren”.  
In 2020 besloot ik om de “pragmatische aspecten” te herlezen, nieuwsgierig wat er nog van overeind was gebleven, wat van belang is 44 jaar later voor jongeren en ouders die zich inmiddels bij een wijkteam in de buurt melden. En met name voor professionals in de jeugdhulp natuurlijk.

Eenmaal begonnen heb ik alle drie de boeken -met genoegen- opnieuw gelezen.

Hieronder volgt mijn verslag van dit herlezen van de belangrijkste principes uit die theorieën en mijn gedachten daarover toen en nu.

                                               


In de tweede helft van de zestiger jaren van de vorige eeuw richtte een groep onderzoekers van het Mental Research Institute te Palo Alto, California USA, een speciale afdeling op met de naam Brief Therapy Center. Deze groep wetenschappers ging zich bezighouden met de veranderingsprocessen in menselijk gedrag met de nadruk op communicatie en de problemen daarin. Het bekendst van die groep is Paul Watzlawick geworden, die de resultaten van zijn onderzoekingen samen met verschillende medewerkers publiceerde in een cyclus van drie boeken: ‘Is werkelijk waar?’- ‘De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie’- ‘Het kan anders’. (later las ik ook nog van zijn hand ‘Geluk is ook niet alles, een handleiding voor ongelukzoekers’ en ‘Super oplossingen, over het slechte van het goede’. Dit alles tussen 1976 en 1988.

Het eerste boek: ‘Is werkelijk waar’ beschrijft de vormen van communicatie zoals die in de dierenwereld en in complexe elektronische systemen voorkomen. Het boek maakt met talloze voorbeelden duidelijk dat DE werkelijkheid niet bestaat; de werkelijkheid wordt door de communicatie geschapen. Het boek is eigenlijk de inleiding op de latere onderzoeken en publicaties.

Het tweede boek: ’De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie’ is zijn bekendste en belangrijkste publicatie en wordt tot op heden gezien als de grondlegger van de communicatie- theorie. De schrijvers formuleren een vijftal axioma’s met betrekking tot de menselijke (pragmatisch gedrag) communicatie, de organisatie daarvan met behulp van de systeemtheorie en pathologische communicatie, uitgewerkt in paradoxen. De communicatietheorie, gekoppeld aan de systeem- benadering en de ‘double bind behaviour’ zijn hogelijk actueel heden ten dage in de gezinstherapie.

Het derde boek: ‘Het kan anders’ gaat over het onderkennen en oplossen van menselijke problemen en geeft voorrang aan processen en structuren van voortdurende interactiepatronen boven hun inhoud en aan het hier-en-nu een grotere betekenis toe te kennen dan aan het verleden. Met name de oplossingen die binnen onverwachte communicatie gevonden worden, waarvan “meer van hetzelfde, de paradoxale aanpak en dubbele binding” bekend zijn geworden.

Thuis in plaats van uithuis

De “pragmatische aspecten van de menselijke communicatie” is het basisboek geworden van de communicatie theorie, die nauw verbonden is met kennis opgedaan binnen de systeem benadering. Bij het herlezen werd ik geattendeerd op de -door mij destijds- onderstreepte passages die ik blijkbaar belangrijk vond. En daaromheen lezend werd ik  gegrepen door de benadering en nadruk van Watlawick op wat tussen mensen gebeurt versus wat in mensen wordt verklaard kan worden; hoe de uitwisseling tussen mensen bepaald wordt door hun onderlinge relatie (betrekking zegt Watzlawick) ; dat alle menselijk gedrag het gevolg is van communicatie; door de ontdekking van feedback.  Gedrag in groepen mensen (gezin) wordt verduidelijkt vanuit de systeemtheorie, waarin de nadruk komt te liggen op organisatie van informatie, patronen en feedback mechanismen.  Hier herken je meteen de grond beginselen die in video home training en video interactie begeleiding hun toepassing vonden. Het boek is een pleidooi voor een nieuwe aanpak om de communicatie centraal te stellen en geeft tal van aansprekende voorbeelden uit de therapeutische praktijk. Anno 1980 werd hier een praktijktheorie voorgesteld, die een andere licht wierp op onbegrijpelijk gedrag en de dagelijkse omgang met jongeren in de experimentele behandelgroepen van de Widdonck. En de basis legde voor de methodiek van VHT en VIB.

De hoofdstuk indeling van het boek is tevens de volgorde waarop ik onderwerpen hier beschrijf. En daarin heb ik wel een keuze gemaakt van die zaken die met communicatie, interactie en systeem benadering te maken hebben. Ook gebruik ik terminologie uit het boek om de gedachtegang van Watzlawick weer te geven, waardoor sommige tekst wellicht abstract geformuleerd overkomt. Maar ik vond dat nodig om zo dicht mogelijk bij de inhoud van het boek te blijven.  
Het eerste hoofdstuk geeft inzicht in de wisselwerking tussen mensen, de vormen van onderlinge beïnvloeding en de samenhang die toentertijd nog nauwelijks onderzocht waren. De onderzoekers kwamen met het inzicht dat menselijk gedrag als symptoom of ‘ziekte’ niet te verklaren zijn, zo lang het gezichtsveld niet breed genoeg is om de context in te sluiten waarin deze gedragingen zich afspelen. In hun eigen woorden: “Een verschijnsel (dus ook gedrag) blijft onverklaarbaar zo lang de processen en structuren van voortdurende interactiepatronen buiten beschouwing gelaten worden”.  “De onderzoeker van het menselijk gedrag wendt zich af van het deducerende onderzoek van de geest en richt zich op de bestudering van waarneembare manifestaties van betrekkingen. Het voertuig van deze manifestaties is de communicatie”.  Vanuit het gezichtsveld van de pragmatische sfeer is dus alle gedrag -en niet alleen het spreken- communicatie en alle communicatie beïnvloedt het gedrag”. Het hoofdstuk geeft verder enkele grondbegrippen van het menselijk gedrag zoals functie, betrekking, informatie en feedback, redundantie en metacommunicatie. Hierover later meer.

In de systeemtherapie wordt het gezin (of welke groep personen dan ook die in therapie gaan) gezien als een systeem, waarvan een persoon lid is door biologische, wettelijke, affectieve, geografische of historische banden. Volgens de stichters van de systeemtherapie zijn menselijke problemen in de kern problemen die ontstaan tussen personen die lid zijn van dit systeem. De onderliggende idee is dat als in een systeem (gezin, partnerrelatie, ...) een van de leden een probleem heeft, ook het hele systeem ontwricht wordt. Omgekeerd kan men een individu helpen door het systeem waarin hij of zij leeft te versterken. Gedragsproblemen zijn in deze visie onlosmakelijk verbonden met de systemische context.
Dat was een revolutionaire opvatting met grote gevolgen voor onze aanpak in de hulpverlening. Immers: het probleemkind afzonderen en apart behandelen, heeft slechts marginaal effect op zijn gedrag als hij/zij weer terugkeert in het gezin. En ouders die op bezoek kwamen in de behandelgroep, wilden dolgraag zelf leren omgaan met hun kind. Dus thuisbezoeken en daarna thuisbegeleiding werd de volgende stap in onze aanpak. Met de start van regionale dagbehandeling, kwamen alle ouders binnen bereik om wekelijks te bezoeken. Kinderen op de wachtlijst werden alvast thuis begeleid en wat bleek: een aanzienlijke groep hoefde niet meer opgenomen op de dagbehandeling, omdat het gelukt was om het systeem (gezin en school) te helpen. Thuisbehandeling en ambulante begeleiding was geboren!



Gedrag is communicatie in een systeem
In de communicatie theorie werd gedrag bekeken in de context van het systeem en werden de relaties van de leden daarom belangrijk. De theorie stelt simpel: alle gedrag is communicatie en alle communicatie beïnvloedt gedrag. En niet alleen de uitwerking van communicatie op de ontvanger, maar, onafscheidelijk daarmee verbonden, de uitwerking van de reactie van de ontvanger op de zender. Dus de relatie zender-ontvanger, zoals die tot stand wordt gebracht binnen de communicatie. En daarbij het bestaan van feedback, waarin in een keten van reacties het systeem circulair en niet lineair (gebeurtenis/gedrag a leidt tot gebeurtenis b en tot gebeurtenis c). Als c weer terugleidt naar a is er sprake van feedback in een circulair proces van communicatie. Gedrag in groepen is dus als feedback kringen te beschouwen, omdat alle personen elkaars gedrag beïnvloeden. Dus ook de communicatie en feedback binnen de therapeutische setting, gedrag (communicatie) van de therapeut dus. Positieve feedback leidt tot verandering waarbij informatie door de ontvanger opnieuw in de communicatie van het systeem wordt gebracht. Toen dat inzicht tot ons was doorgedrongen, gingen we geen verslag meer doen zonder de communicatie van twee kanten te beschrijven, dus ook elk moment kijken wat de groepsopvoeder deed en welke feedback dus het contact door liet lopen. Dag- en hulpverleningsverslagen beschreven de communicatie patronen van zowel jongere als therapeut. Waar is dat gebleven in onze verslaglegging heden ten dage?
Feedback geven is een de opvoedende relatie en ook in de meester-leerling relatie een bekend principe geworden. Zeker feedback geven over de communicatie, want dat is immers meta-communicatie en regelt op welke manier je met elkaar wil omgaan.

“Elk systeem neigt naar homeostase (een bestendige toestand van stabiliteit in betrekkingen volgens dezelfde communicatie patronen). Ook binnen problematische omgang ontstaat er een homeostase waarin de systeem leden gevangen kunnen raken. Zelf regulerende systemen -systemen met feedback- vragen om een eigen filosofie waarin begrippen als patroon en informatie even essentieel zijn als de begrippen stof en energie in het begin van de 20-ste eeuw. In de praxis van de menselijke communicatie dient het te gaan over de verschijnselen van de interactie: het effect van persoon a op persoon b zonder daarbij rekening te houden met dat wat b doet vervolgens a beïnvloedt; dat ze beiden in grote mate beïnvloed worden door de context waarin hun interactie plaatsvindt en dat zij op hun beurt ook weer de context beïnvloeden. Patronen van interactie geven de mogelijkheid om communicatie te plegen over de communicatie” aldus Watzlawick c.s.
De ontdekking dat mensen geneigd zijn om in patronen te communiceren en dat de basis van die intermenselijke gedragingen universeel is in de vertrouwdheid van gezin en eigen groep, heeft geleid tot de focus op elementen van gedragingen binnen een patroon van gedrag. Het geniale daarvan was en is nog steeds dat het herstel van de patronen van de gewenste, geslaagde communicatie leidt tot een feedback systeem dat verandering in gedrag bewerkstelligt. Anders gezegd: de basis van de dagelijkse uitwisseling in het hier en nu om samen te leven of elkaar te helpen ligt in het geslaagd toepassen van communicatie. Ons zelfbewustzijn hangt van deze geslaagde communicatie af…alle gedrag is communicatie en geslaagde communicatie is voorwaarde m te leren en te groeien.

Eigenschappen van communicatie en consequenties
De axioma’s van de menselijke communicatie zijn inmiddels niet meer weg te denken in de dagelijkse realiteit van ons menselijk verkeer en beroepspraktijk van hulpverlening. In het tweede hoofdstuk worden 5 axioma’s geformuleerd, die het begrip van menselijke communicatie voor altijd hebben veranderd. Ik zal ze kort in herinnering brengen, zoals ze door Watzlawick zijn gedefinieerd.

1 Alle gedrag is communicatie of te wel het is onmogelijk om niet te communiceren.
Alle gedrag heeft bericht waarde, ook datgene wat niet vooropgezet, bewust of geslaagd is dwz als er wederzijds begrip optreedt. Eenheden van communicatie zijn : bericht (of initiatief), interactie en patroon. Een enkele communicatieve  eenheid wordt bericht genoemd, een serie van uitgewisselde eenheden is een interactie (langer dan een maar niet oneindig} en interactiepatronen vormen een samenhang van eenheden van sociaal niveau. Samengevat: Men kan niet niet communiceren.

2 Inhouds- en betrekkingsniveau van communicatie en taal
Op niveau van inhoud wordt informatie overgebracht (wat) en betrekking slaat op  de verhouding van de partners “zo zie ik mezelf,  zo zie ik jou, zo zie ik dat jij mij ziet”. Elke communicatie heeft deze twee niveaus in zich. De rol van non verbale informatie, lichaamstaal geeft kleur aan de talige informatie. Communicatie brengt niet alleen informatie over, maar vooral non verbaal wordt medegedeeld hoe de informatie moet worden opgevat en derhalve naar de betrekking, de verhouding, de relatie tussen de personen.
[Er zijn  ook patronen in de betrekking dwz over tijd vastgestelde afspraken over hoe de verhouding is van bijvoorbeeld baas-medewerker; leraar-leerling; ouder-kind; man-vrouw. In de sociale context is de verhouding voor langere tijd vastgesteld of vastgelegd. Naarmate de betrekking spontaner en gezonder is schijnt het verhoudingsaspect op de achtergrond te raken; je hoeft niet in elk contact je relatie opnieuw te definiëren. Omgekeerd worden verstoringen, zieke betrekkingen gekenmerkt door voortdurende strijd om de aard van de betrekking, terwijl het inhoud aspect steeds onbelangrijker wordt.]
De bekwaamheid om op geëigende wijze te communiceren  is niet alleen conditio sine qua non van geslaagde communicatie, maar is nauw verbonden met het geweldige probleem van bewustzijn van zichzelf en van anderen. Zelf bewustheid, zelf reflectie, zelfkennis van eigen gedragspatronen is een voorwaarde om interactie geslaagd te alten verlopen.
Elke communicatie bezit een inhouds- en betrekkingsaspect, deze laatste classificeert de eerste en is dus meta communicatie.

3 De interpunctie van de loop der gebeurtenissen
Interpunctie is het interpreteren van interacties in termen van oorzaak en gevolg. De zender en ontvanger interpreteren hun eigen gedrag als een reactie op dat van de ander. Interpunctie regelt het gedrag, organiseert het gedrag binnen de aan elkaar toegekende rolverdeling en is van vitaal belang voor een interactie die doorloopt, voortduurt. Door voortdurende stijl van interactie (initiatieven nemen, dominantie of afhankelijkheid)  wordt een patroon met rollen vastgesteld, waarvan ze het al dan niet eens kunnen zijn. Onenigheid over de wijze van interpunctie ligt aan de wortel van strijd in menselijke betrekkingen. Ruzie komt bijna altijd door de onbekwaamheid om te meta communiceren over de patronen die zij aan hun interactie toekennen (Jij vit – ik trek me terug, deze interactie reeks van ja versus nee zullen bijna zonder uitzondering samengaan met de beschuldiging dat de ander slecht of gek is. Dus als de interpunctie niet verandert is er geen oplossing van Ja-Nee. Daarmee bedoelt hij dat ieder van ons een eigen versie maakt van wat we observeren en ervaren. Die versie kleurt onze relaties dan. Is eenmaal zo’n versie vastgezet, krijgt ze een zelf bekrachtigend karakter. Je ziet slechts de orde der dingen gebeuren in de versie die je hebt aangenomen. Dat geldt voor ideeën, maar ook waandenkbeelden of complot theorieën.
Het karakter van een betrekking is afhankelijk van de interpunctie van de communicatie reeks tussen de personen.

4 Digitale en analoge communicatie
Digitale communicatie slaat op de naamgeving van een ding, de verbale communicatie en taalbegrippen die de inhoud (wat) van een boodschap bevatten; analoge communicatie heeft haar wortels in oudere evolutie en is praktisch alle non-verbale communicatie, lichaamstaal: houdingen, gebaren, gelaatsuitdrukkingen, stembuigingen, volgorde, ritme en cadans van woorden en de aanwijzingen die in de context aanwezig zijn (hoe). De analoge communicatie heeft een veel algemenere geldigheid; mensen oriënteren zich vooral op lichaamstaal om de ander te begrijpen. Deze twee communicatievormen vullen elkaar aan in elk bericht en refereren aan het digitale en analoge aspect.  Als het Wat en het Hoe met elkaar overeenstemmen spreekt men van congruentie en in geval van tegenstrijdigheid spreken we van paradoxale communicatie (Wees spontaan) of “double bind”.
Mensen communiceren zowel digitaal als analoog, waarbij lichaamstaal informatie geeft hoe de communicatie op te vatten is en voorrang krijgt in dagelijkse betekenisgeving. 

5 Symmetrische en complementaire interactie 
Bij symmetrische interactie zijn de gedragspatronen elkaars spiegelbeeld, is er gelijkheid in reacties en het streven naar geen verschil in acties; bij complementaire interactie is er wel een streven naar verschil, elk gedraagt zich op een wijze die hat gedrag van de ander veronderstelt en de motivatie voor verschaft. Dit is het geval bij een helpende relatie, waarin de aard van de interactie gegeven is zoals bij ouder-kind, dokter-patiënt, meester-leerling. Er is geen gezonde ouder die mee gaat huilen met een huilende baby. Net zo min als een problematiserende volwassene die om hulp vraagt gebaat is bij een problematiserende hulpverlener. Voortduring van een symmetrisch patroon kan escalatie  en in geval van een complementair patroon verstarring tot gevolg hebben.
Elke uitwisseling is symmetrisch als ze gebaseerd is op gelijkheid in patronen of complementair als ze gebruikt maakt van verschil. Een helpende relatie is complementair.

De pragmatische effecten van de axioma’s impliceren miscommunicatie en problemen of ziektebeelden, die te linken zijn aan verstoringen in de patronen van interactie. Dat probleemgedrag tot stand kan komen en in stand blijven door missers in de communicatie was in 1976 een verhelderend inzicht en  een “paradigm shift”. De aanpak verschoof naar patronen van gedrag en relaties in hun context en naar de interacties per moment ook die van de hulpverlener. En dus gelden alle axioma’s even zeer voor de communicatie van de hulpverlener. Zoals later uit andere onderzoeken bleek, is inderdaad een groot deel van het effect van therapie toe te schrijven aan de relatie tussen client en hulpverlener.

Miscommunicatie
In hoofdstuk 3 worden veel voorbeelden van miscommunicatie aangehaald, waarvan ik er een aantal gekozen heb die herkenbaar zijn in de praktijk van hulpverlening. Watzlawick stelt dat “krankzinnig” gedrag niet noodzakelijkerwijs de manifestatie van een zieke geest hoeft te zijn, maar de enig mogelijke reactie op een absurde of onhoudbare communicatieve context kan vormen. De communicatietheorie vat een symptoom van (afwijkend, ziekelijk) gedrag als een niet-verbaal bericht: ikzelf ben niet degene die dit niet (of wel) wil doen, maar iets dat buiten mijn macht ligt bijvoorbeeld mijn zenuwen, mijn ziekte, mijn angst, mijn slechte ogen, alcohol, mijn opvoeding, corona of mijn vrouw.
Onenigheid over de inhoud, over de feiten gaat bijna altijd gepaard met onenigheid over de betrekking, de relatie die in de communicatie ook medegedeeld wordt. De omschrijving van zichzelf en de ander, die omgekeerd niet herkend of aanvaard wordt kan tot (grote) conflicten leiden.
Op betrekkingsniveau communiceren mensen niet over feiten die buiten hun betrekking liggen, maar presenteren ze elkaar omschrijvingen van die betrekking en impliciet daarmee van zichzelf. Hij communiceert: “Zo zie ik mijzelf”.
De ander kan op drie manieren op deze omschrijving reageren. Hij kan de omschrijving aanvaarden en dus bevestigen.  Watzlawick is van mening dat zonder dit bevestigend effect de menselijke communicatie zich nauwelijks ontwikkeld zou hebben. Het lijkt alsof de mens moet communiceren met anderen omwille van zijn zelfbewustzijn en emotionele stabiliteit. Op alle niveaus van de menselijke gemeenschap, zo schrijft ook Martin Buber, bevestigen personen elkaar in hun kwaliteiten en bekwaamheden. En een gemeenschap kan menselijk genoemd worden naar de mate waarin leden elkaar bevestigen. In een communicatie patroon zonder bevestiging zullen de partners nooit bij elkaar uitkomen. Een uitwisseling waarin geen wederzijdse bevestiging voorkomt, zal als dit een patroon wordt de relatie teniet doen. Of bij een kind zal er geen ontwikkeling op gang komen, geen gehechtheid, geen zelfbewustheid. Dat is de consequentie van geen (ontvangst)bevestiging van iemand die nooit terug krijgt op: Zo zie ik mijzelf…Zo zie ik jou ook… en dat is goed.
De ander kan ook de omschrijving verwerpen. Hoe pijnlijk ook, het betekent althans een beperkte erkenning van datgene wat wordt verworpen. Bepaalde vormen van verwerping van bijvoorbeeld een negatief zelfbeeld kunnen zelfs constructief zijn om overdracht teniet te doen. Dit fenomeen is uitvoerig bestudeerd en beschreven door Eric Berne in “Transactional analysis in Psychotherapy” en “Games People Play”, (overigens ook in die tijd gelezen). 
De derde mogelijkheid is om het signaal te negeren. Niet opgemerkt worden is volgens Ronald D. Laing die William James citeert: “Geen duivelser straf is er mogelijk dan in een samenleving niet te worden opgemerkt”. Terwijl verwerping neerkomt op het bericht: ”Jij hebt ongelijk”, zegt negering feitelijk: “Jij bestaat niet”. Negering is een vorm van psychische verwaarlozing en stichter van trauma’s. Negering als patroon leidt tot zelfverlies en vervreemding: gevoelens worden ontdaan van waarde, daden van motieven en bedoelingen, het leven beroofd van betekenis.

Hulp bij gedragsproblemen vraagt daarom analyse van de communicatie patronen en dus communiceren over de communicatie (metacommunicatie). De aanname is dat er reeksen van dagelijkse interactie zijn die ongeacht de motieven leidt tot gedragspatronen waarvan de actie/reactie volgens hetzelfde patroon verloopt. Deze interactie series worden geregeerd door regels waarvan het irrelevant is of ze bewust of onbewust zijn voor de communicerende personen, maar waarover betekenisvolle meta communicatieve uitspraken kunnen worden gedaan. Dit betekent dat er een voorshands niet uitgewerkte calculus (met algemene geldigheid) bestaat van menselijke communicatie, waarvan de regels bij geslaagde communicatie in acht worden genomen en bij verstoorde communicatie overtreden. Met andere, gewone woorden: dit zijn we basis communicatie gaan noemen. De wetenschap dat interactie zich organiseert in patronen van communicatie met daarbij behorende gedragskenmerken is met voorrang de belangrijkste ontdekking in het duiden van alledaagse omgang. En het herstellen van de patronen waarin communicatie kan doorgaan, uitgediept worden en hersteld, is van belang gebleken in alle communicatie, vooral ook bij mensen met problemen.

De organisatie van menselijke interactie
Interactie kan als complexe communicatie van een systeem worden beschouwd en de algemene systeemtheorie verschaft inzicht in de aard van interactie. In hoofdstuk 4 staat de definitie van een systeem “als een samenstel van objecten tezamen met de betrekkingen tussen de objecten en tussen hun kenmerken, waarbij de objecten de bestanddelen van het systeem en de kenmerken de eigenschappen van het systeem zijn, terwijl de betrekkingen het ‘systeem bij elkaar houden’ “.  De objecten van interactiesystemen vallen het best te omschrijven niet als individuen, maar als personen communicerend met andere personen. De beslissingen welke betrekkingen belangrijk zijn en welke onbeduidend moet worden genomen door de persoon die het probleem behandelt, dwz dat de vraag of iets betekenisvol is of niet, afhankelijk is van iemands belangstelling.  Belangrijk is hier niet de inhoud van de communicatie op zich, maar juist het betrekkingsaspect van de menselijke communicatie. Dus interactiesystemen zijn twee of meer communicerende partijen die bezig zijn de aard van hun betrekking te omschrijven.  
Organische systemen zijn open systemen dwz dat ze energie of informatie uitwisselen met hun omgeving. Gezinnen zijn open systemen. Een aantal van de eigenschappen van open systemen (hieronder benoemd) zijn van toepassing op interactie.
          - Totaliteit. Elk deel van het systeem verhoudt zich zo tot de andere delen, dat een verandering in een deel een verandering in alle delen en in het totale systeem zal veroorzaken. Als een gezinslid verandert, gaat de rest mee. Dus als degene die instaat is om zijn gedrag (interactie) aan te passen, zal het hele systeem profiteren. Je hoeft dus niet het probleemkind te veranderen, om het gezin te helpen!
          - Niet optelbaarheid. Communicatie reeksen zijn ondeelbaar; kunnen niet opgesplitst worden in losse elementen zonder betekenisgeving; interactie is dus niet zomaar optelbaar. Of zoals Aristoteles al zei: “Het geheel is meer dan de som der delen”. Communicatietheorie stelt zich hier tegenover op individu georiënteerde benaderingswijzen.
          - Niet eenzijdigheid. Een eenzijdige betrekking betekent dat A wel B kan beïnvloeden, maar niet andersom. Interactie is cyclisch van aard, waarbij er wederzijdse beïnvloeding is. Een interactiereeks wordt wel geïnterpungeerd tot een eenrichting lopende causaliteit, maar is in feite cyclisch en dat de ogenschijnlijke respons tevens een stimulus is voor de volgende gebeurtenis. Met de bewering dat gedrag van persoon A het gedrag van B veroorzaakt, negeert men dus het effect van B’s gedrag op A’s latere reactie. Vooral wanneer de betrekking complementair is zoals tussen leider en volgeling of ouder en kind is men makkelijk geneigd om de totaliteit van de interactie uit het oog te verliezen en deze op te splitsen in onafhankelijke eenheden in een lineair causaal verband. Vanuit gezichtspunt van een partij wordt de oorzaak (en schuld) van gedrag bij de ander gelegd. Dit is een hardnekkig misverstand met grote gevolgen voor de dagelijkse praktijk van omgang, zeker ook voor de hulpverlening.  Het kind met ongewenst gedrag wordt dus probleemkind dat een diagnose behoeft. De hulpverlener wijst met de vinger naar de boze ouder. De baas verwijt de medewerker dat hij fout handelt.
          - Feedback. Als delen van een systeem niet optelbaar of eenzijdig verbindbaar zijn, hoe hangen ze dan samen? De verschuiving binnen de wetenschap van energie en materie naar INFORMATIE maakt een nieuwe aanpak mogelijk en nodig.  In een systeem dat circulair en complex is, is namelijk feedback de essentie. Het specifieke karakter van een feedback proces is van veel groter belang dan zijn oorsprong of vaak zijn resultaat. Feedback in het moment (ik zie hoe jij je ziet) of herinterpretatie bij samen terugkijken (meta communiceren) zorgt voor starten van interactie en doorbreken van een gedragspatroon. Feedback is de voeding van een systeem om te groeien. Positieve feedback maakt veranderen mogelijk.
          - Equifinaliteit. In een circulair en zichzelf regulerend systeem worden de resultaten (in de zin van toestandsveranderingen na een tijdsverloop) niet zozeer bepaald door de begintoestanden als wel door het karakter van het proces of de parameters van het systeem. Eenvoudig geformuleerd betekent dit dat dezelfde resultaten kunnen voortkomen uit verschillende begintoestanden, en ook verschillende resultaten door dezelfde oorzaken.  Als we dus onderzoeken hoe mensen elkaar in hun interactie beïnvloeden, zullen we bij lange na niet zoveel betekenis toekennen aan ontstaan of resultaat van de interactie als aan haar voortdurende organisatie. Bij een volgende stap gaat het er niet om wie wat wie aandoet, maar hoe wie wat doet. Etiologie en nosologie oorzaak en indeling in ziekteleer zijn steeds verklaring- en classificatie modellen waarvan de behandel richting geen garantie op succes geeft. Het belangrijkste kenmerk van een open systeem is dat de eindtoestand niet volkomen bepaald wordt door de begintoestand (zoals in een gesloten systeem). In een open systeem kunnen organisatorische kenmerken zelfs bewerkstelligen dat de eindtoestand volkomen onafhankelijk is van de aanvang omstandigheden: het systeem is dan zijn eigen beste verklaring en het onderzoek van de organisatie in het heden vormt de beste methodologie.

Voortdurende interactie systemen
Ziekte in een systeem is te bezien als een tendens om het systeem gedeeltelijk af te sluiten  waarbij bepaalde verhoudingen stabiel blijven in een patroon of gewoontegedrag. Als men de aandacht richt op menselijke verhoudingen dwz betrekkingen die belangrijk zijn en langdurig zijn te denken aan vriendschappen, sommige beroepsverhoudingen, en gezinsverhoudingen. In deze omstandigheden van vitale-groepen-met een-geschiedenis zijn patronen van interactie te verwachten en deze patronen zijn een voorspeller van toekomstige interactie. Gewoonlijk rijst de vraag waarom bepaald gedrag optreedt of waar het vandaan komt. Watzlawick benadrukt dat allereerst van belang is om van de interactie uitgaande verklaringen te onderzoeken, voor de aannames uit andere theorieën in te passen in de therapie. Uitgaan van een antwoord dat eerder beschrijvend dan verklarend is betekent dat het in de communicatie theorie niet zozeer gaat om het waarom maar om het hoe een interactiesysteem functioneert. We gaan het dus bestuderen vanuit het beschrijven van het hoe (dit boek dus oa) maar ook van geschreven gedragsobservaties. En natuurlijk later met directe beelden van de interactie, ontstond er een momentane, concrete feedback mogelijkheid: niet meer verklaring of beschrijving maar verbeelding als uitgangspunt.

Elke communicatie omschrijft de betrekking van de communicatie partners of krachtiger gezegd: elk van de partners tracht de aard van de betrekking te bepalen. De ander reageert op dezelfde wijze met zijn omschrijving van de betrekking door deze te bevestigen, te verwerpen of te wijzigen. In een voortdurende betrekking kan dit proces niet onopgelost of ongecontroleerd doorgaan.
Ik – Ander – ontvangen – bevestigen – verwerpen – wijzigen – (Ontvangen is luisteren/gehoord worden en bevestigen van de (helpende) betrekking.

Wie is er bang voor Virginia Woolf
In het vijfde hoofdstuk wordt een uitvoerige beschrijvende analyse opgenomen van het toneelstuk Who is afraid of Virginia Woolf. Dit toneelstuk, schitterend verfilmd met Elizabeth Taylor en Richard Burton in de hoofdrollen, wordt omschreven als ‘een vagevuur van echtelijk chagrijn’ met complexe interacties  , uitvoerige woordenwisselingen in een vechtrelatie tussen George en Martha, hun dochter en haar man. De -met vijf Oscars bekroonde- film is op internet nog wel te koop en met de analyse van Watzlawick erbij onnavolgbaar en genadeloos in het blootleggen van miscommunicatie in een gezin.
De volgende twee hoofdstukken worden paradoxen in de communicatie en therapie uit de doeken gedaan. De paradoxale geboden die in dubbele bindingen tot uiting komen (wees spontaan – ignore this sign) werkt Watzlawick hier uit. Hoewel dit begrip veel aandacht in de gedragswetenschappen heeft gekregen en Watzlawick er veel voorbeelden van geeft uit zijn psychotherapeutische praktijk, is dit deel in de dagelijkse praktijk van minder belang. Het achtste en laatste hoofdstuk wordt er een verband gelegd tussen communicatie, sociale betrekkingen en zingeving. De mens heeft de neiging om de werkelijkheid te personifiëren – er een vriend of vijand van te maken. Het leven -of de werkelijkheid, het lot, God, de existentie of hoe men het wenst te noemen- is een partner om mee in contact te staan. Nadenken over de gewaarwordingen in het menselijk bestaan, de betrekkingen tussen de mens en zijn werkelijkheid geven de zin van een zijn-in-de-wereld aan, waarover filosofie ook haar licht laat schijnen. Vandaar ook mijn studie in denkbeelden over de wereld van verschillende filosofen (maar daarover in andere keer in “Kun je denken zonder taal”). Daarom tenslotte Wittgenstein: “Wat we niet kunnen denken, kunnen we niet denken: we kunnen daarom niet zeggen wat we niet kunnen denken”.

----------------------

Ton Stroucken was groepstherapeut van de experimentele behandelgroepen in de Widdonck, waar Harrie Biemans als psycholoog werkzaam was. Als adjunct directeur van regionaal dagcentrum Orion werd hij pionier in de thuisbehandeling en mede ontwikkelaar van VHT en VIB. Verbonden als hoofdopleider en gewest coördinator bij SPIN was hij mede ontwikkelaar van VHT/VIB en bracht de methoden naar Duitsland, Polen, Tsjechië/Slowakije, Schotland en reisde vier jaar langs projecten door de USA. Zijn belangstelling ging tevens uit naar communicatie binnen teams in organisaties tijdens zijn functie als regio manager van Trias. Jarenlang was hij ook verbonden aan hals senior beleidsmedewerker en als bestuurslid van AIT.

©2022 door Ton Stroucken. Met trots gemaakt met Wix.com

bottom of page