![](https://static.wixstatic.com/media/7ccc53_543371e3902245fc9389e719f3d0b1fb~mv2.jpg/v1/fill/w_341,h_234,al_c,q_80,enc_auto/7ccc53_543371e3902245fc9389e719f3d0b1fb~mv2.jpg)
Elke nieuwgeborene heeft een aangeboren programma om de wereld te ontdekken, heeft de volwassenen nodig om aan alle behoeften te kunnen voldoen en moet nog veel leren. Of beter gezegd de baby nodigt uit, vraagt om reactie van de ander. Baby’s hebben al heel snel een sensorisch bewustzijn van eigen prikkels, maar ook van de reactie van verzorgers. Het gaat hier natuurlijk om de vraag wanneer gaat een kind (bewust) denken? En kritisch denken als in reflectie op gedachten of gebeurtenissen?
Nadenken over jezelf vereist een zelf bewustzijn. En het zelfbeeld ontstaat in de eerste levensjaren, waarin een gevoel van eigenheid op treedt; al na acht maanden herkennen ze verschil in mensen om zich heen en na twee jaar kunnen ze “spiegelen”. Ze beseffen een verschil tussen zelf en anderen; tegen hun vierde levensjaar gebruiken ze Ik. En nog twee jaar later kan het kind zich met anderen vergelijken en kritisch naar zichzelf kijken (Kon ik maar beter dansen). Zelfkennis wordt opgebouwd in een hechtingsrelatie en groeit van zelfbesef via zelfvertrouwen en zelfwaardering. Het zelfbesef neemt snel toe naarmate het kind meer taal tot de beschikking krijgt. In het tweede en derde levensjaar ontstaat al besef van abstracte begrippen zoals “mijn”, eigen naam en simpele zinnetjes. In het vierde levensjaar wordt de woordenschat uitgebreid en het taalbegrip complexer; er is sprake van conversaties met verschillende personen.
Zelfbewustzijn ontstaat bij kinderen laat in het tweede levensjaar. Hoe kan het dat wij aan het eind van het tweede levensjaar die overgang naar zelfbewustzijn doormaken? Het antwoord daarop lijkt te zijn dat zelfbewustzijn zich ontwikkelt in en door de sociale interacties. Als wij, volwassenen en oudere kinderen, het kind maar genoeg engageren; wat het trouwens gemakkelijk zelf uitlokt, dan "groeit" dat zelfbewustzijn. En dit lijkt gebaseerd te zijn op het vermogen om de plaats van de ander in te nemen en van daaruit naar jezelf te kijken. Anders gezegd: zelfbewustzijn is niet een individuele, maar een sociale verworvenheid.
Het interessante van de opbouw van taal en zelfbesef is dat ze onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dat ze ontstaan in relatie met anderen (ouders, familie, vriendjes, school, buurt). [Het belang van hechting wordt daarmee voor beide vaardigheden nogmaals onderstreept.]
Denken in de zin van reflectie wordt pas mogelijk als een zelfbewustzijn aanwezig is in combinatie met er taal van kunnen maken. Begrip is diezelfde tweeduidigheid van begrijpen met verstand en een begrip dat omschreven kan worden. In de psychologie is intersubjectivity in de eerste levensfase uitvoerig onderzocht. Intersubjectiviteit is de ontstaansbasis van denken en taal. Door de interactie in de relatie wordt informatie overgebracht; door de communicatie (verbaal en non-verbaal) en betekenisgeving (duiding van informatie door bewustwording) wordt uitwisseling en leren mogelijk. Taal is een dubbel teken, een woord en begrip; taal maakt zinnen binnen een verhaal, geeft samenhang en daarmee betekenis en samenhang aan een gedachte of gebeurtenis. De woordenschat vormt weer de nuancering van het denken.
Gesteggel is er al eeuwen over objectief en subjectief.
“Als iets objectief waar is, dan is het een feit. Subjectieve dingen zijn juist meningen”.
Klopt de volgende logica: Als B begrijpt wat A zegt, en C begrijpt wat A zegt, dan begrijpen B en C 'hetzelfde'. Niet perse zeggen filosofen; begrijpen is niet uitsluitend of samenvallen, eensluidend denken. A zegt tegen B (moeder) of C (vriendin): Ik hou van je…dan begrijpen ze dat beide. Maar is het toch een andere liefde. Of is het zo dat B en C beide het begrip liefde in de gesproken context en komend van A begrijpen. En begrijpen zij alle aspecten die A bedoelt met haar liefdesverklaring. Bij intersubjectivity maakt dat niet alles uit; het heet immers geen interobjectivity. De beschreven boodschap hierboven impliceert een heleboel andere zaken. Wie is A: een kind van vier, een volwassen zoon van 26; kreeg het kind een fiets, zat de zoon in de gevangenis enz? De relatie tussen de personen en de context met gebeurtenis geven extra informatie. En daarbij ook de non-verbale signalen: Kijkt het kind mama trots aan met een blijde stem; vermijdt de zoon oogcontact met een schorre stem? Alle taal is een vermenging van wat (boom) wordt bedoeld en wat roept het bij me op (kerstmis). En ook nog bedoeling (feest) en gebeurtenis (kerstavond).
In die reeks kan er van alles misgaan aan het over en weer begrijpen. Maar is dat erg? Want draai het maar om: meestal gaat het goed en zijn we tevreden met ons denken en taal oftewel met wat we denken te horen. We kunnen ermee leven, sterker nog we moeten ermee leven. En we kunnen erover nadenken, achteraf denken, opnieuw denken, doordenken, herinneren, overdenken en bedenken. Allemaal manieren van een reflectief bewustzijn. Dat wordt mogelijk doordat we denken en omdat we voelen.
Gevoel denken
Bewustzijnspsycholoog William James heeft aan het eind van de negentiende eeuw al gezocht naar wat nu de juiste woorden zijn voor het bewustzijnsproces. Eerst gebruikte hij het woord ‘denken’. Maar hij realiseerde zich al snel dat je wel kunt zeggen: Ik denk pijn, of ik denk blij, maar dat dit een andere betekenis heeft als ‘ ik voel pijn’ of ‘ik voel me blij’. Denken kan niet het volledige bewustzijnsproces weergeven. William James besefte, in navolging van Descartes (Ik denk, dus ik besta), dat denken belangrijk is in het bewustzijnsproces van mensen. Hij besefte ook, in tegenstelling tot Descartes, dat denken veel meer is dan een rationeel proces. Ook de neuroloog Antonio Damasio zag ‘de vergissing van Descartes’ zoals ook de titel luidt van zijn eerste boek, waarin hij onder andere de illusie van de rationaliteit beschrijft. En schreef zijn vervolg: “ Ik voel, dus ik besta”, Bewust ervaren dat ‘ik besta’ komt voort uit het samenspel van denken en voelen. Denken en voelen samen is beleven; het mooie daaraan is het woord leven.
Er is tegenwoordig veel aandacht voor voelen zeker bij het helpen van mensen om hun leven, relatie weer op de rit te krijgen. Dat wil zeggen dat we door te voelen bewust kunnen ervaren, waarover we denken en waarover we met elkaar spreken. We kunnen het hebben over gevoelde ervaringen om die te bespreken en te onderzoeken. Veelal gaat het dan over zintuiglijke indrukken, lichaamsbelevingen die tot uiting komen in: “Ik denk dat ik me blij voel” als een registratie van gevoel met gedachte erbij. Deze reflectie op zintuiglijke bewustwording met lichaam sensaties is vanuit evolutionair oogpunt de eerst aangesprokene. Het zijn die mentale gebeurtenissen voortkomend uit voelen, die stof tot denken kunnen opleveren. De eerder beschreven vier WAAR-heden zijn daarin: -gewaarworden-waarnemen- waarderen - waarzeggen. WAAR heden omdat ze verschillende vormen van waar in het heden waarachtig maken. Het begint met zintuigelijke prikkel, vaak een fysieke sensatie of reactie die opvalt; je gaat het waarnemen als je bewust en een gedachte bij vormt; je geeft er vervolgens een afwegend oordeel aan, een waardering wat het beste te doen en daarmee kun je eigen gedrag voorspellen. In al deze stappen gaat begripsvorming gepaard actie. Uit evolutie en eigen ervaring gaan deze processen veelal vanzelf… maar essentieel is dat wij ze bewust kunnen maken en erover kunnen communiceren. Denken en taal dus.
Dat wat ik weet als niemand er naar vraagt, maar niet meer weet als ik het moet uitleggen daar moet ik over nadenken” Ludwig Wittgenstein.