top of page

Denken en Taal gaan samen

Foto van schrijver: tonstrouckentonstroucken

Bijgewerkt op: 24 sep 2023



Al 25.000 jaar geleden maakten Cro-Magnon mensen grotschilderingen met mensen erop. Maar zouden we met ze hebben kunnen praten? Volgens Rik Smits in “Dageraad: hoe taal de mensen maakte” gingen we in ons hoofd een eigen, unieke wereld (be)denken en dat mondde zo’n 12.000 jaar geleden uit in menselijke taal. In zijn boek verbaast hij zich over het gemak waarin aangenomen wordt dat taal zou zijn ontstaan omwille van communicatieve behoeften, die schijnbaar alleen bij mensen bestonden. Weer een stukje van de puzzel: Kun je denken zonder taal?

Wanneer en waarom is ons taalvermogen ontstaan? Taal ervaren we als typisch menselijk, die ons onderscheidt van alle andere levende wezens. Bijna alle andere menselijke eigenschappen kunnen we ook terugvinden in andere diersoorten. En tegen huisdieren praten we doodgemoedereerd alsof zij kunnen denken, redeneren en mensen begrijpen. We praten tegen onze kat, maar hebben nooit de illusie dat hij terug kan praten. Taal is van ons, taal dat zijn wij. Als dat werkelijk zo is , als taal een unieke, menselijke eigenschap is, dan moet er ooit iets gebeurd zijn dat onze soort op een fundamenteel andere spoor zette. En dat was de ontwikkeling van de neo-cortex, ons brein met zijn netwerk systeem. In de afgelopen tientallen jaren zijn in onderzoeken steeds meer eigenschappen bij dieren aangetroffen, die wij menselijk beschouwden: gereedschapsgebruik, iets van symbolisch denken, sprankje cultuur, mespuntje logisch redeneren, liegen en bedriegen, manipulatie en zelfbewustzijn. En daar kwam bij dat ons DNA en dat van grote mensapen grotendeels hetzelfde is. We zijn dieren een bewustzijn gaan toekennen en ijveren voor dierenrechten. Maar tegelijkertijd blijft de kloof in gedrag ontegenzeglijk groot en voor iedereen zichtbaar. Onze flexibele, creatieve cultuur en ons vermogen tot abstract en rationeel redeneren zijn daar voorbeelden van. Maar ook ons gevarieerde gedrag dat zich aanpast en verandert in de tijd. Het besef van tijdelijkheid en toekomst en onze drang om taal te leren en levenslang te gebruiken, geeft aan hoe belangrijk taal is om het verleden terug te kunnen halen en opnieuw aan iemand (en onszelf) te kunnen vertellen om plannen voor morgen en verder te kunnen maken.

Tegelijk lukt het maar niet om de vinger te leggen op waar nu precies het fundamentele verschil zit. Misschien moeten we daaruit opmaken dat er geen specifieke, onderscheidende super eigenschap bestaat. Dat we met onze uitzonderlijke grote hersenen vooral over meer van hetzelfde beschikken dan andere dieren. En misschien dat de combinatie van die vermogens en eigenschappen ons anders en uniek maakt. Uiteindelijk is het niet zo interessant om onze uniekheid te bewijzen, dat we anders zijn, maar hoe zitten we in elkaar en hoe is dat gekomen?


Een ding is zeker: als het praat en verstaat is het een mens en anders niet! Wat doen we met taal en vooral wat zouden we niet kunnen doen zonder taal? Noam Chomsky heeft met zijn werk aangetoond dat een taalvermogen aangeboren is en een kritische periode kent. De eerste woorden zegt een kind als het ongeveer een jaar oud is; voornaamwoorden als ik en jij leert het kind pas doorgaans na zijn tweede verjaardag gebruiken; verleden tijden als het tussen drie en vier jaar oud is en het begrijpen en gebruiken van lijdende vormen laat nog jaren langer op zich wachten. Al deze dingen tonen aan dat taal een vanzelfsprekend deel van een mensenlijf is net als gezichtsvermogen of oog-hand coördinatie. Daarmee is niet gezegd dat taalvermogen uitsluitend biologisch is bepaald. We kunnen immers ons hele leven een nieuwe taal leren; niet perfect en snel, maar heel behoorlijk. Het gaat dan veeleer op dezelfde moeizame manier als waarmee we culturele vaardigheden verwerven, zoals lezen en schrijven die geen biologische grondslag hebben, maar cultureel van aard zijn. Taal is kortom in de kern een biologisch mechanisme, opgetuigd in een culturele context met een rijkdom aan nuances en franjes. Precies zoals we zelf ook zijn.


Het taalvermogen maakt gebruik van een complex systeem van vaardigheden. In een alledaags gesprek produceren we gemakkelijk meer dan 150 woorden per minuut, die deel uitmaken van complexe structuren die we zinnen noemen. Dat moet allemaal in korte tijd in elkaar gezet worden en uitgesproken, waarna de toehoorder al die woorden en zinnen snel tot gedachten en beelden verwerkt. Regelmatig gaat dat zo snel dat de toehoorder al klaar is met interpreteren voordat de spreker is uitgesproken en valt de ander in de rede. Alleen al het aansturen van tientallen spieren van gezicht, mond, keel die zo’n 750 klanken moeten kunnen vormen is een prestatie van jewelste. Een krachttoer waar veel hersen capaciteit voor ingezet wordt. Het is verreweg de ingewikkeldste motorische vaardigheid waarover mensen beschikken.


In grote delen van de wereld leren kinderen vanaf een jaar of zes schrijven en lezen, een combinatie van taalgebruik van hand en oog. De taal wordt overgezet en uitgebreid met nieuwe toepassingen. Herkennen en zelf maken van zinnen die allen opgebouwd zijn uit woorden, losse eenheden die ieder een zelfstandige betekenis hebben volgens combinatie regels. Elke zin is de optelsom van woorden en rangschikking ten opzichte van elkaar en grammaticale informatie. Onze zinnen kunnen zo op duizenden manieren veranderen; wat bij een dierlijk communicatie systeem onmogelijk is. Bij hen ligt de koppeling tussen signaal en betekenis vast en is nagenoeg aangeboren. Woordklank en betekenis kan per tal verschillen. Massa in NL of massa in Zuid Afrika betekent iets anders. Dieren kennen klankuitingen in hun unieke, onveranderbare betekenis. En kan ze niet veranderen of toevoegen. Mensen kennen alleen het basisprogramma dat hen in staat stelt om taal te gebruiken. De invulling moet compleet worden geleerd. En vergeet niet de woordenschat die minimaal 10.000 woorden en wel tot 50.000 woorden kan gaan. Zo rond ons derde jaar leren we tientallen woorden per dag en het houdt nooit op; woorden blijven we levenslang bijleren. Nergens bij geen enkele diersoort is er een spoor te vinden van leren en investeren in een uitgebreider communicatie systeem. Dat is daarom een aanwijzing dat ons taalvermogen niet om reden van communicatie is ontstaan. Waarom zouden wij als enigen ons communicatie signaal veranderen en uitbreiden; dat valt niet in te zien. Mensen beschikken naast het taalvermogen ook over een communicatie systeem dat kenmerken heeft van een dierlijk systeem. Juichen, lachen, joelen, boe roepen zijn restanten van de signaal kreten die over zijn gebleven maar niet met elkaar tot groter geheel kunnen worden gemaakt. Daar is in het stadion “You never walk alone” voor.


Aan kinderen is ook goed te zien hoe sterk de natuurlijke drang is om taal te ontwikkelen. Letterlijk alles wat het brein te pakken krijgt, wordt aangegrepen als voeding en bouwmateriaal voor de moedertaal. En daaruit blijkt de honger naar kennis over de wereld en de alles bepalende rol van onze binnenwereld, de verzameling van ervaringen, herinneringen, concepten, ideeën, gedachten, redeneringen, gevoelens en aandriften die onze hersenen bevolkt. Ook blinde mensen hebben opvattingen over hoe de wereld er uitziet en zelfs over kleuren. Dat duidt erop dat de concepten van dingen in ons hoofd ontstaan en bestaan daar zo goed als onafhankelijk van de materiele wereld. Concepten, begrippen en termen daarvoor ontlenen hun betekenis dus niet uit de buitenwereld.

Begrippen bv van wat is een boom worden verworven door het aangewezen te krijgen en met woord erbij geleerd. We leren daarna verschillende bomen in onze omgeving onderscheiden. En tevens is de zender/benoemer aangever van het begrip dwz van zijn begrip in zijn hoofd van wat allemaal een boom is. [een bezoeker uit Vietnam in de winter verbaasde zich over het feit dat er zoveel dode bomen in ons land zijn en dat we die niet als brandhout gebruiken] Als je het niet zeker weet ga je checken: Is dat een boom? Niet het ding is dus bepalend maar het antwoord van degene bij wie we te rade gaan. Tegelijk is dat helemaal niet erg omdat je voldoende in de dagelijkse praktijk uit de voeten kunt met een verzameling van beelden die allemaal met boom gepaard gaan. En bovendien is dat ook handig omdat je steeds weer concepten kunt aanpassen, kenmerken toevoegen, grenzen afbakenen en verder overeenkomsten of verschillen onderscheiden. Er zijn zoveel verschillende bomen als er mensen zijn. Ieder heeft een eigen boom in zijn hersenstam met vele takken. En zelfs bomen die niet bestaan.

Mensen hebben een scala van begrippen van de buitenwereld in hun eigen brein die alleen voortbrengselen zijn van onze binnenwereld, maar wel een begrip voor ons zijn. Elke gedachte vormt zich door toekenning van begrip en betekenis door taligheid. En uit onze binnenwereld met imaginaire personen, fabeldieren, sprookjesfiguren, fantasieverhalen ontstaan begrippen die ontstaan omdat we er zelf betekenis aan geven. Woorden als fee, kabouter, god, Piet, tuin maar ook wil, eergisteren, gemakkelijk, democratie die we per se via taal van anderen moeten leren. Onze fantastische gedachtewereld kan ontstaan door ons vermogen om taal ervan te maken, ook al kunnen we de begrippen niet aanraken in de echte wereld.

Het gevolg is dat de binnenwereld op eigen houtje kan gaan werken, goeddeels los van wat er in de buitenwereld aan de hand is. Dat wordt het begin van denken, bewustzijn, creativiteit, fantasie. Woorden verzinnen voor gevoelens en ervaringen, die het mogelijk maken om er over na te denken en mee te kunnen spelen. En nog een stap verder om ze te objectiveren en abstraheren; ordening geven aan onze denkwereld. En daardoor komen er talen en begrip systemen die in de buitenwereld niet bestaan: wiskunde, gedichten, niets en nergens. Taal maakt van gewaarwordingen in ons (lichaam en geest; onafgescheiden) een concept waarmee we niet alleen kunnen registreren maar ook abstraheren. Dat maakt dat je woede, schaamte, pijn en plezier niet alleen hoeft te ondergaan, maar ook erover kunt nadenken en ermee spelen. En een stap verder geeft taalvermogen een denkraam, ordening van onze denkwereld. Rechtvaardigheid of democratie bijvoorbeeld, maar ook strategie of concept. En verder nog de logische begrippen die in de buitenwereld niets betekenen of kunnen bestaan; begrippen die alleen een ontkenning vormen: niets, niemand, nergens, oneindig.


Taal maakt de ontdekking van het zelf mogelijk, daarna en daarbij van de ander, van de vreemdeling, de uitzonderlijke groep. Waar zal taal ons brengen nu we steeds meer woke worden en de kring die wij zijn steeds omvangrijker en interessanter wordt. Taal maakt steeds nieuwe woorden voor wat we gewaarworden, voelen in onze binnenwereld, omdat het nu eenmaal onze mentaliteit is geworden door erover te denken. Het is wat onze denkende geest kent en dat maakt het goed. Samen.













13 weergaven

Recente blogposts

Alles weergeven

©2022 door Ton Stroucken. Met trots gemaakt met Wix.com

bottom of page